Geert Verstegen en Frank van den Dungen 12-11-21 in het Eindhovens Dagblad
STERKSEL – Het nieuwe ‘Brabantse beleidskader landbouw en voedsel 2030’ is uit. Het jaartal is nieuw. Het beleidskader zelf helaas niet echt. Het is een halfslachtige voortzetting van de oude koers.
Bij het lezen van dit stuk vroegen we ons af hoelang ons provinciebestuur deze beleidsmatige spagaat nog volhoudt. Je kunt geen twee heren dienen. Je kunt niet enerzijds pleiten voor circulair, natuurinclusief, biologisch, biodivers op het platteland, als je op datzelfde platteland vrij spel geeft aan de groei van industriële veehouderij, roofbouwteelt, mestfabrieken en alles eromheen dat onze leefomgeving verzuurt.
En juist die leefomgeving is het unique selling point van de boeren. Vlees, melk, kaas, eieren, groente, fruit: onze supermarkten kunnen alles importeren. Alles, behalve ons landschap en onze leefomgeving. Als onze boeren een gezonde leefomgeving koppelen aan gezond voedsel, en onze overheid en onze supers daar hun schouders onder zetten, dan pas wordt het écht beter in Brabant.
Druk op natuur, bodem, water en gezondheid
Het merkwaardige is nu dat het spoor daarnaartoe wel in dit nieuwe provinciale beleidskader staat. Er wordt – voor het eerst – geconstateerd dat het bestaande Brabantse landbouw- en voedselsysteem een te grote druk op natuur, bodem, water en gezondheid als keerzijde heeft. Ook blijkt men te beseffen dat zonder in te grijpen het evenwicht niet hersteld zal worden: ‘Er is een langjarig systeemtransitie nodig’. Applaus! Maar in plaats van een ommekeer, wordt tegelijk ook weer een lonkend perspectief geboden aan de internationaal opererende industriële veehouderij. De provincie blijft geloven dat innovatieve technologieën als wonderolie de Brabantse landbouw van alle kwalen kunnen genezen. In het eerste spoor mikt men op beperkte groei van biologische boeren tot 15%.
Forse schaalvergroting zorgt voor meer megastallen en mestvergisters die ons platteland tot één industrieterrein verrommelen
Tegelijk voorziet men een halvering van het aantal landbouwbedrijven, terwijl de productie gelijk blijft en het gebruik van grond afneemt. Dat betekent dat er in het tweede spoor dus opnieuw forse schaalvergroting zal plaatsvinden. En dat we daardoor meer megastallen en mestvergisters krijgen die ons platteland tot één industrieterrein verrommelen.
Wat is de waarde nog van mooie woorden uit de Brabantse Omgevingsvisie, zoals ‘wij stellen Kwaliteit boven Kwantiteit’. Meer en beter gaan nu eenmaal domweg niet samen. Meer kunnen we missen als kiespijn. Beter is bitter hard nodig, maar komt er bekaaid vanaf. Als remedie voor de stank krijgen we steeds andere lapmiddelen. En er zijn alleen dovenmansoren voor de wanhoopskreten van omwonenden die in Oirschot, Zeeland en Deurne smeken om niet nog meer gigantische stallencomplexen te vergunnen.
Moed om te kiezen voor de toekomst
Provincie, verlaat deze lauwe halfslachtigheid. Heb de moed om te kiezen voor de toekomst. Geef voorrang aan natuurinclusieve landbouw en lokaal grondgebonden kringlopen. Daarbij hoort dat je bodemloze veehouders en andere stoppers een reëel alternatief biedt. Geen valse hoop in een moordende concurrentie-markt, maar een écht perspectief. Ruimte voor andere economische bedrijvigheid. Geef rechten voor rechten. Tiny houses, woonboerderijen, ambachtelijke of recreatieve bedrijvigheid die past op het platteland. Dan krimpt de veestapel en zijn er ook geen mestfabrieken meer nodig. Je geeft dan ruimte aan boeren, aan omwonenden, aan de natuur én aan woningzoekenden. Vier vliegen in één klap. Dan wordt Brabant beter. Véél beter.
Geert Verstegen uit Sint Hubert en Frank van den Dungen uit Sterksel zijn bestuursleden van Brabants Burgerplatform